Begin 2013 las ik het verhaal over Jyoti en Vismai die met hun kinderen naar Azië trokken. ‘Als we eens een jaar op wereldreis zouden gaan,’ zei ik tegen Jo. Hij keek op, fronste zijn wenkbrauwen en zei: ‘Hoe kom je daarbij?’ Zijn vrouw die elke dag tot op de minuut plant, die meer dwangmatig dan avontuurlijk is; zij stelde voor om met twee kinderen op wereldreis te gaan? Gelukkig is hij flexibeler van aard dan ik. Het duurde niet lang om hem te overtuigen dat we tenminste moesten nadenken over het idee.
Onze kinderen hebben op dit moment de ideale leeftijd: elf en negen. Oud genoeg om de reis ten volste te beseffen en jong genoeg om een tijd van hun ouders les te krijgen. Al snel beseften we dat een jaar wegtrekken misschien wat hoog gegrepen zou zijn, maar een trimester, dat moest toch haalbaar zijn? Dit was een kans. Om andere culturen te leren kennen. Om aan de kinderen te leren dat ze niet slaafs in voorgekauwde systemen moeten blijven zitten. Om flexibel te leren zijn.
’s Anderendaags hebben we bij het avondeten het voorstel op tafel gegooid. Onze dochter reageerde enthousiast: ‘Ja! We gaan op avontuur!’ Onze zoon had heel wat vragen. Hij lijkt immers op zijn moeder.
Alleen al door deze reis te overwegen, is ons leven veranderd. Onbewust reageer ik al anders op de slavernij van de klok. Alleen al door de vraag te stellen, kijken onze kinderen naar kansen in hun wereld, in plaats van naar problemen die er zouden kunnen zijn. Alleen al door deze droom, zien we andere doelen in een nieuw daglicht.
Eerst was het nog even afwachten of ze ons op het werk even konden missen. En dan moest de knoop worden doorgehakt: bleven we hangen in ons vertrouwde leventje of waagden we de sprong in het diepe?
Intussen zijn de tickets geboekt, de visums geregeld en de rugzakken gepakt. We staan nu op de rand van de wipplank. En ik beken: we voelen koudwatervrees. Maar morgen springen we. Om nieuwe werelden te gaan ontdekken.