Op een donkere winteravond rijdt manlief richting centrum. Met onze dochter op de achterbank en de verwarming op de hoogste stand. We hebben net Valentijn overleefd, overal bezetten hartjes nog het straatbeeld en in de lagere school is de Cupido-avond in volle voorbereiding. Misschien valt het haar daarom vandaag op: het mannenhart in rood neonlicht op de Kempenseweg. Een witte dame met de hand op haar slipje heet het mannenrijk van op het raam welkom. Een hartelijke ontvangst beloofd voor wie aanbelt, of beter: voor wie langs achter met de deur in huis valt.
‘Kijk daar! Een hart tegen de muur. Dat is mooi,’ zegt onze dochter tegen haar papa.
Wat kan hij anders antwoorden dan: ‘Ja, dat is heel mooi.’? Het wordt stil op de achterbank.
Oef, meer uitleg is blijkbaar niet nodig. Manlief herademt en denkt terug aan de tijd dat de bar nog ‘Chicago’ heette.
Over het doel van de zaak werd toen alleen maar geheimzinnig gedaan. Een vriend die getuige was, vertelde bijvoorbeeld een keer fluisterend en met rode kaken over hoe hij ‘De Wachttoren’ aan de barmeisjes ging aanbieden. Wij waren bijna meerderjarig eer we doorhadden wat een ‘kabardouchke’ was.
Intussen heeft de bar een naamsverandering ondergaan: van het beruchte Chicago naar het bravere Madison, niet enkel de naam van een stad, ook een meisjesnaam én (zou het bewust zijn?) de term voor een koppelkoers bij het baanwielrennen. De naam is anders, de tijden ook, toch doet iedereen nog steeds alsof het pand niet bestaat. Maar sinds de afgelopen zomer schreeuwt de Madison om aandacht.
Op de terugweg ontsnapt papa dus niet meer aan een belangrijk opvoedmoment.
Ter hoogte van de Madison vervolgt onze jongste schat het gesprek: ‘Papa, ik weet wat dat is.’
Hij schrikt. Zijn hart gaat tekeer.
‘Een hartjesrestaurant!’
Waarop papa’s uitleg van het hartsgeheim wel moet volgen. Op kindermaat, maar duidelijk. We leven niet meer in een tijd waarin je kan wachten tot je kind stemrecht heeft vooraleer je de dingen des levens uitlegt.
De nieuwe info moet even bezinken.
Ze zijn al bijna thuis als onze dochter zegt: ‘Ik wil niet dat mama dat doet, hoor.’
‘Neen, ik ook niet,’ zegt mijn man.
Ze gaat verder: ‘Want dan komt ze heel veel mannen tegen.’
Hij knikt.
‘En vindt ze misschien iemand die liever is dan u.’
Dat laatste vindt manlief er net over, zijn hartendief van acht die denkt dat hij mogelijk toch niet de liefste van de wereld is. Dáár is hij even het hart van in.