Op de vlucht

Ik rijd met zoonlief op de fiets naar Gewaai. Het is mooi weer, de vogels fluiten, een vredig tafereeltje. In de Pandenstraat kiezen we voor de sluipweg langs het militair domein. De boomwortels zijn nog erger dan kasseien. Maar met horten en stoten raken we er.
Op de stille straatjes tegen het bos passeren we het huis van één van de coole kadetten van JOKE indertijd. Hij is teruggekeerd naar Zutendaal en ongelooflijk blij met zijn woning in Gewaai. Met het vorige huis was nochtans niks mis.
‘Het lag alleen in oorlogsgebied,’ zegt hij. Niet zo ver van ons Zoete dorp, maar wel in een buurt die geteisterd werd door guerrillagroepen.

Vandaag zijn wij ook op missie: we moeten de hond van opa uitlaten. In het bos is het heerlijk koel. De zon speelt met vrolijke vlekken op de grond. Een eekhoorn kijkt verstoord op en vlucht naar een den. Even later ontmoeten we een jonge ree.

En dan – een geweersalvo. Vlakbij weerklinken schoten.

De oefeningen van de FN herinneren me eraan dat er ook nog echt oorlogsgebied bestaat. Waar soldaten van de leeftijd van mijn zoon dit soort kogels op hun vaak even jonge vijanden afvuren. En waarvoor mensen veel verder moeten gaan om ervan weg te vluchten.
Er volgen vragen. ‘Mama, waarom maken ze kogels in Zutendaal?’
Ik besef dat het voor veel gezinnen brood op de plank is. Maar ik kan geen zinnig antwoord verzinnen.
Killing Fields in onze achtertuin. De wind zucht met me mee.

’s Avonds fietsen we naar een vanille-ijsje in Genk. En worden we verrast door de zomerkermis. Nauwelijks groter dan die van Wiemesmeer, toch zijn de kinderen door het dolle heen.
‘Mogen we? Please?’
Uiteindelijk zwichten we. Vijf euro mogen ze elk uitgeven. Zoon kiest voor de schietkraam.
Moet dit echt? Ik speur de markt af. Er is geen alternatief. Ik kan mijn elfjarige kerel moeilijk eendjes laten vissen.
Een schot in de roos.
Telkens weer.
Hij verwacht dat hij de hoofdvogel heeft afgeschoten, maar mag omwille van het inzetbedrag natuurlijk slechts kiezen voor een prijs uit de halve vierkante meter aan de zijkant van de kraam. De allergrootste prul, zelfs door de ogen van een kind.
Slechts drie prijzen roepen ‘pak me, pak me’: geweertjes, laserlampjes en nep-autosleutels die ieder een stroomschok kunnen geven.
Manlief schudt zijn hoofd. ‘Geen oorlogstuig in huis.’
Zoonlief doet tevergeefs een eeuwigheid moeite om iets anders leuks te vinden.
We schieten bijna wortel.
De kermisuitbater staat er gelaten bij.
Hoe is het mogelijk? Welke boodschap geeft hij mijn kind mee? Een koude oorlog ontketent zich. Dat brengt natuurlijk geen schot in de zaak en we laten onze voorwaarden dus uiteindelijk schieten.
Maar nu ben ik ook gewapend. Voorlopig zien ze me in het centrum van Genk niet meer terug.
Volgende keer kiezen we voor Harmonic Fields.