verkouden Lente

Ja. Het is koud. Ja, het is grijs. En het regent veel. Te veel.
Maar waarom daarover klagen en zagen?

Laatst reed ik door de regen naar huis. Mijn humeur zat onder nul.
Er was een stemmetje in mijn hoofd dat voortdurend zei: ‘Nat. Nat. Nat. Koud. Koud. Koud.’
Ik kreeg het er niet warmer van.

Onderweg zag ik twee keer mensen die lachten. Dat deed deugd.
En die namiddag waarop onverwacht de zon scheen. Die deed ook deugd.
De reiger in close-up vlakbij een groot kruispunt en het eekhoorntje dat de boom in klom als kwam het uit een doosje. Het deed allemaal deugd.

Waarom vertellen we dat niet aan elkaar? ‘Ik zag net een reiger overvliegen’ of: ‘Er kroop juist een eekhoorntje in die boom naast de weg’. Dat zijn toch boeiender openingszinnen dan: ‘Slecht weer, hè?’

Uiteindelijk kan het niet lang meer duren. Die zonnige zomer met zachte zomeravonden, gierende kinderen op de trampoline en een sterrenhemel om van te duizelen.
Nog even. Zolang er hoop is, is er leven.